Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het geschiedde, als David te Mahanaim gekomen was, dat [48]Sobi, de zoon van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en [49]Machir, de zoon van Ammiel, van Lodebar, en [50]Barzillai, de Gileadiet, van Rogelim, 48. Hebreeuws, Schobi. Eenigen menen dat deze een broeder was van Hanun, waarvan boven, hfdst.10 vs.1 enz., gesproken is, en dat David Hanun, toen hij Rabba innam [boven hfdst.12 vs.30,31] afgezet of ook gedood hebbende, dezen broeder in zijn plaats tot koning heeft gesteld, die overzulks hier zijn dankbaarheid zou hebben bewezen. 49. Zie boven, hfdst.9 vs.4,5. 50. Zie onder, hfdst.19 vs.31,32, enz.